WISC-V bij hoogbegaafdheid en onderpresteren

WISC-V bij hoogbegaafdheid en onderpresteren

In een eerder artikel beschreef ik de eerste indruk van de nieuwe WISC-V. Inmiddels heb ik hem meerdere keren afgenomen bij kinderen en kan ik meer vertellen over de praktische toepassing ervan bij hoogbegaafde kinderen. Specifiek ook voor de kinderen met een risico voor fors onderpresteren.

Mijn eerste indruk is inmiddels minder positief, helaas. Hoewel ik het een grote verbetering blijf vinden ten opzichte van de WISC-III, blijf ik veel van dezelfde risico’s op onderpresteren zien die de WISC-III ook had. Ik zal ze hier opsommen. Natuurlijk is de invloed van deze risico’s sterk afhankelijk van de persoon die het onderzoek afneemt. Als je een goede, gespecialiseerde tester hebt hoeven dit geen zwaarwegende punten te zijn. Ook bij kinderen met weinig risico op onderpresteren (die bijvoorbeeld taakjes doen leuk vinden en weinig gevoelig zijn voor prestatiedruk) hoeft dit geen probleem te zijn. De WISC-V komt uit wetenschappelijk onderzoek als een valide, betrouwbare test, ookal is de COTAN beoordeling momenteel nog niet binnen.

Doorvragen, doorvragen, doorvragen

Wanneer een kind een onduidelijk of onvolledig antwoord geeft mag/moet je als onderzoeker op bepaalde manieren doorvragen. Het protocol voor doorvragen is binnen de WISC-V aangepast, waardoor er meer vrijheid is om door te vragen. Dat is een positieve verandering die kan helpen bij kinderen die omslachtig taalgebruik hebben of antwoorden maar half uitleggen.

Deze manier van toetsen is echter frustrerend voor kinderen die verbaal wel sterk zijn, maar geen praters zijn of gevoelig zijn voor mensen die niet authentiek zijn in contact. Je moet als onderzoeker namelijk soms doen alsof je dom bent en niet snapt wat iemand zegt, waardoor je op onlogische momenten doorvraagt. Dit kan verwarrend of frustrerend zijn voor een kind. Dit kan het gevolg hebben dat een kind afhaakt of gespannen raakt rondom de beoordeling en mening van de onderzoeker. Hoewel dit natuurlijk kan gebeuren in een testsituatie, heeft dit bij de WISC-V een forse invloed op de scores die een kind haalt.

Ook een antwoord zoals ‘ik weet het niet’ kan hierin een makkelijke uitweg zijn voor de doorvragen en de verwachting van een uitgebreid verbaal antwoord. Als hierop wordt aangenomen dat een kind het antwoord echt niet weet of dat hij faalangst heeft, dan komt er een beeld uit het onderzoek dat niet kloppend is en het kind geen recht doet. Er zijn vanuit de afnameregels nauwelijks manieren om hierin kaders te bieden om dergelijk gedrag te doorbreken. Bij de RAKIT-2 is hier meer ruimte voor.

Politieke correctheid

Ik mag niet ingaan op de vragen en onderwerpen van het onderzoek, maar ik zie wel een risico voor onderpresteerders en gefrustreerde kinderen in de grote mate waarin politiek correcte antwoorden worden verwacht van kinderen. Vragen over de maatschappij en onderwijs waar kinderen met negatieve ervaringen geen ‘goed’ antwoord op geven of wat spanning kan geven tijdens het afnemen van het onderzoek. Ik schaam me zelfs een beetje tijdens het stellen van sommige vragen tegen sommige kinderen, omdat ik het er zelf ook niet mee eens ben en weet dat het een gevoelige snaar bij een kind kan raken. Gelukkig valt deze subtest onder de optionele subtesten en hoeft deze dus geen invloed te hebben op de totaal IQ score. Je neemt hem ook later in de testafname af, waardoor het  risico op beïnvloeding van andere scores beperkt blijft.

Meer logisch beredeneren en strategisch nadenken

Een heel groot voordeel van de WISC-V is de nadruk op ‘fluïde intelligentie’. Dit is een vorm van cognitieve functie die meer gericht is op het omgaan met nieuw materiaal, in plaats van het gebruiken van eigen kennis. Hierin gaat de WISC-V mee met de nieuwe wetenschappelijke inzichten rondom het begrip intelligentie. Voor mij als onderzoeker geeft dit ook een mooier inzicht in het gebruik van cognitieve functies van iemand. Welke voorkeuren iemand heeft in zijn denkproces en in hoeverre er gebruik gemaakt wordt van strategieën, aangeboden instructies en details. Dit zegt veel over de route die iemand neemt om bijvoorbeeld lesstof tot zich te nemen. Deze informatie is tevens belangrijk om risico’s op didactische scheefgroei in te kunnen schatten (bijvoorbeeld door het denken vanuit inzicht, in plaats van strategieën te gebruiken).

Verandering optionele subtesten

Binnen de lijn van de Wechsler intelligentietesten (WPPSI, WISC en WAIS) wordt er een onderscheid gemaakt tussen verplichte subtesten en optionele subtesten. De verplichte subtesten tellen mee in de factor- en IQ-scores. De optionele subtesten worden meestal niet meegeteld, tenzij er een zwaarwegende reden is om een verplichte subtest te vervangen met een optionele subtest. Dit wordt naar mijn weten weinig gedaan in de praktijk, al heb ik het wel eens gedaan wanneer er een hele duidelijke belemmering was. Dit kan dus wat meer een voet tussen de deur geven om gedragsmatige belemmeringen minder invloed te laten hebben op de IQ score.

Binnen de WISC-V zijn er meer optionele subtesten toegevoegd en worden niet alle verplichte subtesten gebruikt in het berekenen van het totaal IQ. Hierdoor kan het goed zijn dat een kind op zijn factorscores hoger of lager scoort dan zijn totaal IQ, omdat deze nu uit andere scores bestaat. Hierdoor is de totaal IQ score minder vanzelfsprekend een uiting van het gemiddelde intelligentieprofiel. Wetenschappelijk gezien is het totaal IQ nog steeds een goede voorspeller van het intelligentieprofiel. Dit is een goed onderbouwde maatstaf. In geval van grote schommelingen in het intelligentieprofiel maak ik me hier wat meer zorgen over. Dit kan soms onhandig zijn, omdat er bij toelating op speciale onderwijsvormen (bijvoorbeeld voltijd onderwijs voor hoogbegaafde kinderen of praktijkonderwijs) met naar de totaal IQ score gekeken wordt.

Verwerkingssnelheid in de WISC-V

Ik heb al eens eerder geschreven over de verwerkingssnelheid bij hoogbegaafde kinderen, omdat dit vaak naar voren komt als een lagere meting en een apart beeld kan geven over de vermogens van een kind. Mijn opmerkingen over de interpretatie van de verwerkingssnelheid blijven bestaan bij de WISC-V. De manier van meten is bijna niet veranderd. Er is nu wel een optionele subtest toegevoegd (Plaatjes zoeken) die meer past bij de manier waarop hoogbegaafde mensen hun verwerkingssnelheid gebruiken, omdat er minder nadruk ligt in details van het materiaal in die subtest. Deze nieuwe subtest is echter optioneel, waardoor hij niet altijd zal meewegen in het intelligentieprofiel van iemand.

Scores boven 145

Ik merk dat een deel van de interesse voor de WISC-V binnen het hoogbegaafden wereldje voortkomt uit de mogelijkheid om IQ scores boven de 145 te meten. Inmiddels heb ik twee keer een IQ boven 145 gemeten met de WISC-V. Deze zaten beiden rond 150. Het niveau van de opdrachten in de WISC-V is écht hoog. Ik vind sommige vraagstelling zelfs hoger niveau dan de vragen van de volwassenen WAIS-IV, maar dat is meer mijn eigen mening dan een wetenschappelijk standpunt. Opzich snap ik de interesse, maar naar mijn idee maakt het in veel gevallen geen wezenlijk verschil. Voor de advisering rondom zeer hoogbegaafde kinderen maakt het weinig uit, omdat je dan sowieso al meer individueel moet kijken. Daarnaast bepaalt de persoonlijkheid van een kind ook ontzettend veel voor de advisering, onafhankelijk van intelligentie. Uit praktisch oogpunt heb ik weinig behoefte om die 145+ scores op deze manier in kaart te brengen. Hier komt bij dat juist bij kinderen met een aanzienlijk hogere intelligentie meer risico’s zitten dat zij anders reageren dan waar het protocol van afname en scoring van uitgaat, waardoor scores makkelijker belemmerd raken. Dus ja, volgens mij is dit geen doorslaggevend verschil in de nieuwe versie van de WISC.

 

Er valt vast nog een hoop meer te zeggen en het blijft ook altijd een kwestie van de expertise waarmee je zo’n test afneemt. Ik kan er een mooi verslag mee schrijven dat redelijk dezelfde waarde heeft als een RAKIT-2 afname, maar bij ons blijft de voorkeur bij de RAKIT-2 als dit qua leeftijd mogelijk is. Hier zitten minder risico’s op onderpresteren bij, er is meer ruimte om met gedrag van een kind om te gaan en ik zie meer van de taakaanpak van een kind.

Geen reactie's

Geef een reactie