De RAKIT-2 intelligentietest
Geplaatst in het zomer nummer van de Gifted@248. Klik hier om het artikel met volledige opmaak te lezen.
Ouders worden steeds bekender met materie die voorheen domein van de artsen en psychologen waren. Specialist worden op het gebied van de ontwikkeling van je kind is enorm nuttig, maar soms weet je niet meer waar je het moet zoeken. Om te voorkomen dat er een welles-nietes strijd ontstaat of iedereen het wiel blijft uitvinden, kan het nuttig zijn om onderzoek te doen bij een kind. Dan is het belangrijk om de juiste keuzes te maken, zodat psychologisch onderzoek nuttig is voor school én ouders, ongeacht de cijfertjes van de uitkomst. Voor hoogbegaafde kinderen zijn intelligentie gegevens vaak een startpunt voor verdere begeleiding. Belangrijk dus om daar de juiste keuzes en inzichten te hebben.
Sinds het najaar van 2012 is er in Nederland een nieuwe IQ test op de markt, de Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentie Test tweede editie (RAKIT-2). In juli 2013 heeft deze test een positieve beoordeling gekregen van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN; Egberink, Vermeulen, & Frima, 2013). Een nieuwe aanwinst dus voor gedegen intelligentieonderzoek. Mogelijk zelfs een grote concurrent voor de meest gangbare IQ test voor kinderen, de WISC-III, zegt Kinder- & Jeugdpsycholoog Lisanne van Nijnatten.
Het technische verhaal
Opbouw van een intelligentieprofiel
De RAKIT-2 is een intelligentietest voor kinderen in het basisonderwijs van vier tot en met twaalf jaar. Zoals in de meeste intelligentietests wordt er in de RAKIT-2 een onderscheid gemaakt tussen verbale en niet-verbale intelligentie. Er wordt hiernaast binnen de RAKIT-2 – in tegenstelling tot andere intelligentietesten – ook een onderscheid gemaakt tussen het verwerken van informatie en het actief toepassen van informatie (assimileren). Hierdoor ontstaan vier factoren, waarop een score van 0 tot 30 gegeven wordt. Dit geeft een genuanceerd beeld van het intelligentieprofiel van een kind. Binnen de factoren die het assimileren van informatie meten, zitten een aantal subtesten waarbij een snelle werkwijze extra punten oplevert. De factoren die het verwerken van informatie meten omvatten naast de aanwezige kennis ook de mate waarin iemand gedetailleerd informatie kan verwerken.
Wetenschappelijke definitie van intelligentie en het IQ
Binnen de wetenschap is er na decennia aan onderzoek nog steeds weinig sluitende overeenstemming over wat intelligentie precies is. Gaandeweg zijn er meerdere mensen geweest met hun eigen theorie van intelligentie. Eén van de meest invloedrijke en onderbouwde theorieën van intelligentie is het Cattell-Horn-Carroll model (CHC; Alfonso, Flanagan, & Radwan, 2005). Dit model stelt dat intelligentie bestaat uit een vloeibare (fluid) en vaste (crystallized) component. De vloeibare intelligentie omvat een probleemoplossend vermogen, waarbij door flexibel en creatief redeneren wordt aangepast aan de omgeving. De vaste vorm van intelligentie omdat aanwezige kennis en taalbeheersing. Hiernaast beschrijft het CHC model meerdere vormen van geheugen als belangrijke component van intelligentie.
De WISC-III wordt al jaren bekritiseerd om zijn gebrek in het meten van vloeibare intelligentie. Hoewel een kind wordt geacht vragen te beantwoorden waarin gevraagd wordt naar sociaal inzicht en begrip, is er geen onderdeel in de WISC-III waarmee de vloeibare intelligentie uitdrukkelijk gemeten wordt. Ook komt deze vorm van intelligentie niet terug in de verschillende IQ scores die de WISC-III oplevert. Men kan zich ook afvragen waarom dit nodig zou zijn, omdat onderzoek aangeeft dat schoolprestaties van kinderen voornamelijk afhangen van de vaste vorm van intelligentie (Resing, Bleichrodt, Drenth, & Zaal, 2012). De RAKIT-2 heeft als specifieke theoretische grondslag om de vloeibare vorm van intelligentie wél te meten, naast de vaste intelligentie. Zo wordt een breder scala van de intellectuele capaciteiten van een kind in kaart gebracht dan bij de WISC-III.
Anders scoren op de RAKIT-2 dan op WISC-III?
Er zijn veel redenen waarom een kind anders kan scoren op verschillende intelligentietesten. Ook met dezelfde test kan er een verschil in scores gemeten worden tussen twee testafnames. Dit komt doordat intelligentieonderzoek een van de meest complexe vormen van diagnostiek is. Er zijn veel factoren in het gedrag van kind én onderzoeker die de scores kunnen beïnvloeden, die weinig te maken hebben met de intelligentie van een kind. Dit wordt niet altijd erkent in GGZ instellingen, waardoor ik nog regelmatig verslagen zie van onderzoeken met onjuiste, onduidelijke of zeer verschillende conclusies. Hier ligt dus een verantwoordelijkheid bij de GGZ professionals. Afgezien van de variatie die hierdoor kan ontstaan, is het ook belangrijk om uit te sluiten dat de RAKIT-2 consequent een heel ander beeld geeft van de intelligentie van een kind dan een andere intelligentietest. Dit zou een teken zijn dat de IQ scores van de RAKIT-2 geen zuivere meting zijn van intelligentie.
De samenhang tussen RAKIT-2 scores en de scores van dezelfde kinderen op de WISC-III is echter zeer groot (Resing et al., 2012). Dit houdt in dat het wetenschappelijk gezien zeer onwaarschijnlijk is dat de IQ scores die een kind haalt op de RAKIT-2 en de WISC-III aanzienlijk van elkaar verschillen. Hierbij wordt uitgegaan van zeer gestandaardiseerde testsituaties, waardoor de onvoorspelbare variatie die ik eerder noemde grotendeels buiten beschouwing gelaten is. Er kan dus gesteld worden dat de IQ scores van de RAKIT-2 een zuivere meting zijn van de intelligentie van een kind.
Wanneer er iets dieper naar dit onderzoek wordt gekeken, is het opvallend dat de RAKIT-2 scores op de verbale vlotheidsfactor geen hoge samenhang hebben met WISC-III IQ scores (Resing, Bleichrodt, Drenth, & Zaal, 2012). Dit geeft mogelijk aan dat deze factorscore – die voornamelijk een creatief, associatief denkvermogen aangeeft – niet sterk naar voren komt in scores op de WISC-III. Hierdoor kan mogelijk een verschil in testscores worden verklaard, wanneer beide tests zonder belemmeringen worden afgenomen.
Voorspellende waarde van een IQ score
Aan een IQ score worden veel conclusies verbonden over het functioneren van het kind. Maar wat zegt zo’n score over het functioneren van een kind? Onderzoek naar de voorspellende waarde van de IQ scores die voortkomen uit de WISC-III toont aan dat de totale IQ (TIQ) scores een correlatie van 0.44 hebben met gemiddelde cijfers van basisschool kinderen op taal en een correlatie van 0.51 met gemiddelde cijfers van basisschoolkinderen op rekenen (Wechsler, 2005). Dit houdt in dat het TIQ voor 19 procent prestaties op taal beïnvloedt en voor 26 procent prestaties op rekenen beïnvloedt. Voor de twee schalen (verbaal en performaal IQ) waaruit de WISC-III scores zijn opgebouwd is deze voorspellende waarde enigszins lager. Als er kritisch naar dit onderzoek wordt gekeken, dan is het niet duidelijk waar deze cijfers op gebaseerd zijn. De maat waarmee de prestaties van kinderen op schoolvakken wordt bepaald, is niet beschreven en lijkt arbitrair. Hierdoor is het moeilijk om te zeggen welke kwaliteit deze onderzoeksgegevens hebben. De voorspellende waarde van de testscores van de WISC-III is dan ook onvoldoende beoordeeld door de COTAN (Egberink et al., 2014).
Ditzelfde onderzoek naar de voorspellende waarde van de RAKIT-2 geeft meer handvatten. Hierbij zijn de RAKIT-2 IQ scores gerelateerd aan cito scores van verschillende gebieden (o.a. begrijpend lezen, spelling, taal, rekenen en technisch lezen). De correlaties van TIQ scores variëren hierop tussen 0.45 en 0.59 (Resing et al., 2012). Dit geeft dus aan dat het TIQ van de RAKIT-2 ongeveer 20 tot 35 procent van schoolprestaties beïnvloedt. Hoewel dit vergelijkbaar lijkt met de voorspellende waarde van de WISC-III scores, is het onderzoek naar de RAKIT-2 van een betere kwaliteit dan het onderzoek naar de WISC-III. Het is met meer proefpersonen uitgevoerd en de schoolprestaties zijn duidelijk en toepasbaar geformuleerd. Hierdoor kan er met meer zekerheid worden gesteld dat de onderzoeksresultaten de praktijk weergeven.
Nog steeds lijkt de voorspellende waarde van IQ scores niet heel hoog. Dit is binnen psychologische diagnostiek echter een aanzienlijk aandeel en wordt gezien als sterke voorspeller. Het bevestigt nogmaals hoeveel factoren er invloed hebben op de prestaties van een kind, waarbij intelligentie niet als hoofdzakelijke beïnvloeding moet worden gezien.
Intelligentiekloof en de RAKIT-2
Het is inmiddels een ingeburgerd fenomeen, de intelligentiekloof. Vanuit de WISC-III wordt een verbaal en performaal IQ gerapporteerd. Wanneer daar een aanzienlijk verschil tussen zit (>15 punten), worden hier regelmatig heel wat conclusies aan verbonden. Inmiddels is er echter steeds meer wetenschappelijk bewijs dat de intelligentiekloof weinig zegt over het functioneren van een kind en zeker bij hoogbegaafde kinderen relatief vaak voorkomt (Reuver & Peters, 2003; Sweetland, Reina, & Tatti, 2006). In de vernieuwde versie van de WISC-III, inmiddels al de WISC-V, bestaat dit onderscheid dan ook niet meer. Deze versie is echter de komende jaren niet in het Nederlands verkrijgbaar.
Binnen de RAKIT-2 wordt er wel onderscheid gemaakt tussen verbale en visueel-ruimtelijke (performale) vermogens, alleen op een andere manier dan bij de WISC-III. Er wordt hiernaast nog onderscheid gemaakt tussen verwerking en productie (assimilatie) van de verbale en visueel-ruimtelijke informatie. Hierdoor ontstaat er een genuanceerder beeld van het intelligentieprofiel en mogelijke discrepanties (kloven) hierin. Wanneer er een aanzienlijk verschil zit tussen deze gebieden, geeft het scoringsprogramma van de RAKIT-2 ook aan wat de prevalentie van dat verschil is. Wanneer er dus een kloof zit tussen de vermogens van een kind, kan ook een inschatting gemaakt worden van hoe zorgelijk deze kloof is. Nog een manier om genuanceerder om te gaan hiermee. Zo worden onjuiste conclusies hopelijk zoveel mogelijk voorkomen.
Mijn ervaringen met de RAKIT-2
Toepassing van RAKIT-2 bij hoogbegaafde kinderen
Omdat de RAKIT-2 lagere intelligentiescores kan meten dan de WISC-III profileert het zichzelf erg als een intelligentietest voor laagbegaafde kinderen. Hiernaast kan de RAKIT-2 ook IQ scores tot en met 145 meten. Mijn ervaring is dat de RAKIT-2 enorm geschikt is voor meer- en hoogbegaafde kinderen. Er zijn een aantal kenmerken van de RAKIT-2 die hiervoor zorgen. Hierbij wil ik echter zeer benadrukken dat dit mijn ervaring is en niet gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek.
Eén van de belangrijkste kenmerken vind ik dat creatief en associatief denken wordt beloond binnen de RAKIT-2. Waar je bij de WISC-III eerder wordt afgestraft als jouw antwoord niet in het boekje staat, krijg je binnen de RAKIT-2 de mogelijkheid om taken op jouw eigen manier aan te pakken. Natuurlijk zijn er specifieke goede antwoorden, maar de helft van de onderdelen van de RAKIT-2 heeft een meer open karakter. Dit verschaft erg veel informatie over de taakaanpak van een kind en geeft het kind meer vrijheid in zijn denkproces. Ook zijn er binnen de RAKIT-2 een aantal onderdelen waarbij niet één goed antwoord is. Hier scoren kinderen met innovatieve en creatieve koppen waarschijnlijk hoog. En het is erg leuk om te doen!
Hiernaast geeft de opzet van de RAKIT-2 naar mijn ervaring minder mogelijkheden voor een kind om onder te presteren op de test dan bij de WISC-III. Binnen de WISC-III zijn er namelijk regelmatig vrij lange, lopende antwoorden nodig voordat een kind volle punten kan halen op een onderdeel. Hoogbegaafde kinderen hebben naar mijn ervaring hierbij soms de neiging om halverwege in hun antwoord te stoppen met het uitleggen van hun denkstappen. Of ze leggen alleen het eindstation van hun denkproces uit, terwijl alle denkstappen nodig zijn voor volledige punten. Ze verwachten dan dat de onderzoeker het wel snapt en hebben geen zin om nóg duidelijker uit te moeten leggen. Als onderzoeker moet je hier doorheen kunnen prikken. De afnameregels staan echter niet toe om veel aan te moedigen, hiernaast hebben onderzoekers soms niet de vaardigheden om goed door te prikken. Binnen de RAKIT-2 is het veelal voldoende om een antwoord aan te wijzen of kort te benoemen. Kinderen die dat willen mogen hun antwoorden en denkstappen uitleggen, maar dit heeft geen invloed op hun score. De onuitgesproken denkstappen tellen dus niet mee voor de IQ score, wat minder mogelijkheden geeft voor onderpresteren dan bij de WISC-III.
De opzet van de RAKIT-2 met korte antwoorden heeft nog een ander voordeel. Onderpresterende, uitdagende, intelligente kinderen zijn er namelijk erg goed in het aannemen van een ‘ik weet het niet’-houding. Wanneer een kind binnen de WISC-III een half antwoord geeft en de onderzoeker doorvraagt voor meer informatie, zijn er naar mijn ervaring regelmatig kinderen die dan stoppen met praten. Ze willen niet doorgaan met vertellen of interpreteren het doorvragen van de onderzoeker als teken dat hun antwoord fout was. Dan strandt het schip en kan de onderzoeker geen volledige punten meer geven voor het antwoord van het kind. Binnen de RAKIT-2 heeft een kind meestal meerdere antwoordopties om uit te kiezen. Het geven van een onjuist antwoord is dan een bewuste keuze, halve antwoorden zijn er niet. Ik geef zelf bij kinderen dan altijd aan dat ‘ik weet het niet’ geen antwoord is, zodat ze in ieder geval een antwoord moeten geven. Ook dit biedt minder mogelijkheden voor het kind om onder te presteren. Nog steeds ligt ook hier een verantwoordelijkheid van de onderzoeker om door de ‘ik weet het niet’-houding van een kind te prikken. Als je deze houding herkent bij jouw kind is het belangrijk om hier berust op te zijn en dit van tevoren aan te geven bij de onderzoeker. Mogelijk help je de onderzoeker dan om jouw kind minder mogelijkheden te geven om onder te presteren.
Verkorte versie van de RAKIT-2
Naast een volledig intelligentieonderzoek biedt de RAKIT-2 ook de mogelijkheid om een verkorte testafname te doen. Deze bevat de helft van de onderdelen van het volledige onderzoek en geeft enkel een totale IQ score. De factorscores blijven dus achterwege, waardoor er geen intelligentieprofiel geschetst kan worden. Hoewel deze verkorte versie wetenschappelijk gezien valide en betrouwbaar is en het een goedkopere optie is dan het volledige onderzoek, ben ik zelf erg terughoudend in het gebruik ervan.
Ik mis als psycholoog namelijk veel informatie om goede adviezen te geven. De combinatie van gedragsobservaties en het gehele intelligentieprofiel is voor mij als psycholoog vaak nodig om een compleet advies te geven. Wanneer ik een deel van die combinatie mis, zie ik een risico dat er ongenuanceerde en/of onjuiste conclusies getrokken worden. Hiernaast benadrukt de enkele IQ score die voortkomt uit de verkorte RAKIT-2 versie de grote waarde van dat ene cijfertje. Daar ben ik geen voorstander van. Conclusies en adviezen dienen met een genuanceerd inzicht in het kind geformuleerd te worden. Wanneer dit vanuit één IQ cijfer gebeurt verlies je het inzicht in de score.
Hierdoor raad ik het gebruik van de verkorte versie niet aan. Ik gebruik hem persoonlijk alleen wanneer ik uitgebreide, aanvullende gegevens heb over het functioneren van een kind door onderzoekers die ik vertrouw. In hoeverre dit ook door andere psychologen en orthopedagogen wordt gedaan weet ik niet precies.
Hoewel de WISC-III bij zowel psychologen, als orthopedagogen en scholen nog steeds de meest gangbare intelligentietest is, hoop ik dat de RAKIT-2 steeds meer grond gaat winnen in Nederland. Ouders hebben meer keuze in de diagnostiek van hun kind dan ze soms denken. Dan is voldoende informatie nodig om deze keuze goed te maken. Ik hoop hiermee mijn steentje bij te dragen.
Literatuur
Alfonso, V. C., Flanagan, D. P., & Radwan, S. (2005). The impact of the Cattell-Horn-Carroll theorie on test development and interpretation of cognitive and academic abilities. Contemporary Intellectual Assessment: Theories, Tests and Issues, 185-202.
Egberink, I. J. L., Vermeulen, C. S. M., & Frima, R. M. (2009-2014). COTAN Documentatie (www.cotandocumentatie.nl). Amsterdam: Boom test uitgevers.
Resing, W. C. M., Bleichrodt, N., Drenth, P. J. D., & Zaal, J. N. (2012). Handleiding Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentie Test tweede editie. Enschede: Ipskamp Drukkers B.V.
Reuver, J., & Peters, W. (2003). Hoogbegaafdheid, schoolproblemen en intelligentieprofielen: Zijn verbaal-performaal descrepanties indicatief voor schoolproblemen bij begaafde kinderen? Pedagogsich Tijdschrift, 28, 263-280.
Sweetland, J. D., Reina, J. M., & Tatti, A. F. (2006). WISC-III verbal/performance discrepancies among a sample of gifted children. Gifted Child Quarterly, 50, 7-10.
Geen reactie's