De 130+ denkfout

De 130+ denkfout

Laatst keek ik een video essay over een compleet ander onderwerp, waar een denkfout werd genoemd die ik meteen kon koppelen aan de IQ130plus-discussie rondom hoogbegaafdheid. Naar mijn beleving is het (gelukkig) tegenwoordig redelijk geaccepteerd dat de cut-off score van hoogbegaafdheid niet glashard op een totaal IQ van 130 of hoger gesteld kan worden en is iedereen moe van deze discussie, maar er is nog weinig substantieels dat er tegenover gezet kan worden om mensen duidelijkheid te geven. De mooie modellen over hoogbegaafdheid zoals het triadisch model van Renzulli en het Delphi model gaan meer uit van de interactie tussen omgeving en persoonskenmerken. Maar in de praktijk is er behoefte aan een ‘jij wel en jij niet’-criterium, waar deze modellen geen antwoord op bieden. Sinds het genoemde video essay heb ik meer woorden voor de achterliggende dynamiek van deze behoefte.

 

Precisional fallacy

Voor de geïnteresseerden: binnen het genoemde video essay tussen 33:31 en 54:09 wordt meer uitleg gegeven over de precisional fallacy. Dit is een vorm van denkfout waarbij gesteld wordt dat een zeer precieze (statistische) bepaling een stelling meer waar maakt. En als tegenhanger wordt gebruikt dat een minder exacte bepaling dus minder waar is. Enkel het feit hoe precies iets is, hoeft nog niet te maken dat een stelling waar is. De man in het filmpje geeft hierbij een mooi voorbeeld: als je een spectrum kleuren van blauw naar rood laat overlopen, dan zal er een heel gebied zijn waarbij je niet met zekerheid kunt zeggen of de kleur blauw of rood is. Je kunt ook niet de grens exact stellen waarbij de kleur met 100% zekerheid blauw is. Maar om daardoor te stellen dat je niet kunt bepalen of rood en blauw als kleuren bestaan, is onzin. Ook binnen een niet-precieze bepaling zijn er overeenstemmingen te vinden in de concepten.

Hoe duidelijk wil je de koppeling met IQ en hoogbegaafdheid hebben? Er is een grijs gebied en een heel duidelijk gebied, maar moeten we zoeken naar een precies cijfermatig punt om zekerheid te hebben dat hoogbegaafdheid als concept bestaat? En zolang daar onduidelijkheid over is, bestaat het concept hoogbegaafdheid dan niet?

Steeds meer datapunten

In de zoektocht naar een definitie zijn er veel verschillende criteria langsgekomen de afgelopen jaren. Van het verkeerd vertaalde gedrocht van een definitie ‘intelligent, gemotiveerd, creatief’ tot de zijnskenmerken en profielen van Betts en Neihart. We zoeken naar lijstjes om af te vinken om zekerheid te hebben. Als je hiervan zoekt naar een precieze bepaling (3 of meer vinkjes en dan kun je spreken van hoogbegaafdheid) dan heb je dus dezelfde denkfout. Ook het onderscheid tussen ‘hoogintelligent’ en ‘hoogbegaafd’ komt hier m.i. vandaan, waarbij je als hoogintelligent geclassificeerd wordt als je minder vinkjes hebt dan wanneer je hoogbegaafd bent. We kunnen nog zoveel lijstjes met criteria maken, maar als we dezelfde denkfout blijven maken komen we niet verder.

 

Continuüm aan behoeften

Net als een spectrum van rood naar blauw, kun je een spectrum maken die met hoogbegaafdheid te maken heeft. Dit continuüm is niet zozeer de normaalverdeling van IQ scores en intelligentie, omdat we dan weer tot één cijfertje gaan redeneren. Ik denk dat we een continuüm kunnen maken van behoeften, bijvoorbeeld de behoefte aan cognitieve uitdaging. Hier kunnen hoogbegaafde mensen ook op verschillen (bijvoorbeeld op basis van persoonlijkheid), maar wil niet betekenen dat sommige mensen hierdoor niet hoogbegaafd zijn. En ook niet-hoogbegaafde mensen hebben behoefte aan meer of minder cognitieve uitdaging. Hetzelfde geldt voor een continuüm aan behoeften in sociaal contact, waarbij ik veel verschil tussen mensen zie in hoe breed hun sociale aansluiting is.

Binnen het onderwijs kan dit een heel helpende manier zijn om ernaar te kijken, waarbij je geen hekjes meer zet voor toegang tot extra cognitieve uitdaging, maar in brede zin kijkt welke kinderen de behoefte hiervoor hebben. Het Schoolwide Enrichtment Model van Renzulli sluit hier heel mooi op aan, waarbij gesteld wordt dat alle kinderen een behoefte hebben aan verrijking en je juist beter kunt signaleren als je schoolbreed vormen van verrijking inzet. Je kunt dan circulair signaleren als onderdeel van een proces van uitproberen, goed reflecteren en verder plan bepalen. Het uitproberen gebeurt dan schoolbreed, vanuit het ontlokken van verrijkt denken op een leuke manier voor iedereen. Vervolgens pas je een gelaagdheid in de specialisatie toe van de voorzieningen voor de kinderen die meer behoefte blijken te hebben aan verrijking, peers en andere onderwijsaanpassingen.

De duidelijkheid waar je naar op zoek bent in de vorm van een IQ score, is dus een duidelijkheid die je niet gaat krijgen op die manier. Het is een denkfout om dit soort definities en interventies te onderbouwen vanuit een statistisch gegeven. Achterliggend is deze vraag m.i. een vraag om handelingsadvies en zekerheid dat we het juiste doen voor een kind. Door het toepassen van een continuüm aan behoeften en goede samenwerking om je competent te voelen in het uitproberen, exploreren en signaleren is hopelijk de toekomst.

1 Reactie
  • Charlize dos Santos
    Geplaatst op 21:33h, 07 november Beantwoorden

    Wat een goed stuk!!! Ik ben het hier absoluut mee eens! Kan je mij een link sturen van de essay video? Ik kan hem helaas niet vinden.

Geef een reactie